Sociale warmtenetten

Minder rigoureuze verzwaring van het net benodigd en opbouw van een alternatief voor het huidige salderingssysteem

Energiehubs in wijken en op industrieterreinen

Aantal aansluitingen bepalend voor het slagen van energie-initiatieven

De kans van slagen voor een project rondom een energiehub is afhankelijk van het aantal deelnemers. Hoe meer woningeigenaren of huurders van woningen willen meedoen aan een collectief energie project in de wijk, hoe groter de kans dat dit gerealiseerd gaat worden en dat het project rendabel geëxploiteerd kan gaan worden. Ditzelfde geldt natuurlijk ook voor energiehub initiatieven voor bedrijfs- /industrieterreinen.

Info  →

Energiehubs zijn de lokale energiecentrales

De industrie wil, de overheid wil, nu de consument nog

Op veel industrieterreinen zijn bedrijven al bezig om gezamenlijk energiehubs op te zetten. De overheid wil met de Wet Collectieve warmte zowel bedrijven als samenwerkingsverbanden van burgers stimuleren om energiehubs op te zetten.

Meer deelnemers van projecten rond energiehubs zal resulteren in efficienter gebruik van de stroomopwek in wijken en industrieterreinen.

Info  →

Oplossing voor Netcongestie

Netbeheerders, onder andere Enexis, Alliander en Stedin geven aan dat ze het tempo van de energietransitie niet bij kunnen benen. Ondanks investeringen van vele miljarden lopen wachttijden voor nieuwe of zwaardere aansluitingen steeds verder op. Vijf tot tien jaar wachten is geen uitzondering.

Diverse relatief kleine oplossingen sommen de netbeheerders op om de pijn die de wachttijden veroorzaken de verzachten, maar in feite komen ze slechts met alleen netverzwaring als enige remedie. En laat dit nu net de duurste en logste oplossing zijn.

De overheid kiest voor 'warmtenetten'

In 2022 is door Minister Jetten aangekondigd dat vanaf 2032 alleen bedrijven die voor minstens de helft in publieke handen zijn collectieve warmtevoorziening mogen aanleggen. Op deze manier wil het kabinet ervoor zorgen dat overheden voldoende sturingsmogelijkheden verkrijgen om de ontwikkeling van  warmtenetten voor alle betrokken partijen zo goed mogelijk te laten verlopen.

Onder de huidige Warmtewet is duidelijk dat de monopolieposities van de warmtebedrijven voor de warmte-afnemers (de huishoudens die aangesloten zijn op blokverwarming of stadsverwarming) nadelig uitpakt (zie artikel in de Volkskrant van dinsdag 25 februari j.l.). Op stadsverwarming aangesloten woningbezitters werden afgelopen jaar verrast met hogere maandnota's en onverwacht forse jaarnota's. De meeste huishoudens moesten honderden euro's bijbetalen.

Mede daarom wil de Minister met ingang van 1 januari 2025 een tariefregulering invoeren die uitgaat van de daadwerkelijke kosten. Hiermee worden de kosten per warmtenet berekend aan de hand van de manier waarop de warmte is opgewekt en de kosten van het betreffende netwerk. Voor de meeste aangesloten huishoudens zal daardoor de tarifering een stuk milder worden.  Dit is een van de pijlers van de Wet Collectieve warmtevoorziening (WCw), die in de plaats komt van de huidige Warmtewet. Een andere belangrijke verandering als gevolg van de invoering van de nieuwe wet is dat de monopolistische positie van warmtebedrijven stevig wordt ingedamd. De warmtenetten moeten namelijk voor de helft of meer in handen komen van publieke instellingen. De op een warmtenet aangesloten burger krijgt als het ware een stem in het beleid van het betreffende warmtebedrijf.

Met de Wcw ontstaat duidelijkheid over welke richting die de energietransitie volgens de overheid het beste op kan gaan. De overheid kiest voor 'warmtenetten' gecombineerd met 'steward ownership' (eigendom van warmtebedrijven in handen van overheid, energiebedrijven én burgers) als belangrijkste alternatief voor 'gas'.
De netbeheerders in Nederland hebben hiermee antwoord op de vraag aan de overheid om een keuze te maken met betrekking tot  de verdeling tussen de drie toekomstige verwarmingstechnieken – hybride warmtepompen op groen gas of groene waterstof, all-electric warmtepompen en warmtenetten. In hun rapport 'Integrale Infrastructuur Verkenning 2030 -2050' opgesteld in 0kterber 2023 werd namelijk aangegeven dat het grootste obstakel voor de energietransitie ligt in het weifelende gedrag van de overheid die maar geen keuze kan of wil maken over die verdeling.

 

Netverzwaring is niet de oplossing voor congestie.

Van gasnet naar waterstofnet, en uitrol van lage temperatuur netwerken in plaats van grote uitbreidingen van het stroomnet

De overheid en de netbeheerders schreeuwen beiden om maatregelen die congestie op zowel het hoog- , midden- als laagspanningsnet moeten voorkomen.  Aangedragen worden onder andere maatregelen die de vergunningsprocedures voor grondverlening moeten verkorten, zogeheten ‘flexibiliteitstenders’ en de stimulering van energiehubs.

In de onlangs gepresenteerde Actieagenda Netcongestie Laagspanningsnetten pleit Minister Jetten voor een versterkte samenwerking tussen regionale netbeheerders en gemeenten, onder andere om ervoor te zorgen dat plannen goed op elkaar afgestemd zijn en er grond beschikbaar is. Men wil dat netverzwaring en netuitbreiding plaats gaan vinden vanuit een wijkgericht perspectief, met betrokkenheid van burgers.

Die betrokkenheid van de burgers zal inderdaad nodig zijn, want de beoogde werkzaamheden zullen voor de nodige overlast gaan zorgen. Buurt voor buurt zullen de straten weer opengaan en de kosten zullen torenhoog worden.

Maar als de zwaardere kabels eenmaal aangelegd en aangesloten zijn, zullen deze dan wél voldoende capaciteit hebben?

Redenen om niet over te gaan op rigoureuze verzwaring van het stroomnet:

1. Transitie aardgasnet naar waterstofnet

Als we alleen luisteren naar de netbeheerders lijkt erop dat verzwaring van het stroomnet de enige weg is. Toch zijn er echter binnen de installatie sector regelmatig andere geluiden waarneembaar.  Kritiekloos ingaan op de roep om verzwaring van de hoofdelektrastructuur kan weleens in een duur fiasco kunnen uitmonden. De kosten voor de verzwaring zullen namelijk oplopen tot minstens 40 miljard, een bedrag dat beter geïnvesteerd kan worden in bijvoorbeeld de transitie van ons aardgasnet naar een waterstofnet en de koppeling van beide energiesystemen met hybride brandstofcellen. Voor het geschikt maken van het aardgasnet in Nederland voor waterstof is volgens de Gasunie naar verwachting 'slechts' voor de helft (20 miljard in plaats van 40 miljard) van de kosten.

2. Stimulering lokale lage temperatuur netwerken (LTN)

Doordat de Nederlandse fabrikanten de productielijnen voor warmtepompen op volle toeren laten draaien en tegelijkertijd met een stroom van innovaties gericht op verbetering van de prestaties van de warmtepompen introduceren, wordt het aanbod zowel kwantitatief als kwalitatief steeds groter.
Vele honderdduizenden warmtepompen zullen de komenden jaren geïnstalleerd gaan worden in Nederland.

Betekent dit nu dat we volledig in moeten gaan zetten op warmtepompen, c.q. 'de individuele oplossing', en dat we daarmee maar beter alle collectieve initiatieven een plekje moeten gaan geven in de marge van de warmtetransitie?

Gemiddeld zal ieder huishouden dat een warmtepomp laat installeren circa 3000 kWh  meer stroom nodig hebben dan voorheen. Voor veel huishoudens betekent dit ruim een verdubbeling van het jaarlijks stroomverbruik. Als heel Nederland aan de warmtepomp gaat is het dan ook niet gek dat de netbeheerders zenuwachtig worden, en ze steeds harder gaan aandringen om nestverzwaring.

Hiervoor is een oplossing voor handen. Deze ligt in de combinatie van de individuele oplossingen (warmtepompen in iedere woning) en een collectieve oplossing in de vorm van lage temperatuur netwerken (LTN).

Een LTN als bron voor de warmtepompen in een buurt of wijk, die zorg draagt voor een continue aanvoer van water op een temperatuur van circa 25°C, kan de stroomvraag substantieel af gaan nemen. De urgentie van rigoureuze verzwaringen van het stroomnet kan daarmee aanzienlijk worden getemperd.

Voor de aanleg van Lage Temperatuurnetwerken zijn buurtenergie coöperaties nodig. Deze coöperaties kunnen fungeren als warmtebedrijf en moeten ervoor zorgen dat zoveel mogelijk bewoners van een wijk mee willen doen. Zie hiervoor ons plan om dit te realiseren.

Transitie van ons aardgasnet naar een waterstofnet in combinatie met stimulering van LTN in alle wijken en buurten van Nederland is stabielere oplossing voor de huidige netproblemen dan (overhaast) zwaardere kabels in de Nederlandse bodem aan te leggen.

 

Planbureau voor de Leefomgeving: "Om alle woningen en andere gebouwen voor 2050 losgekoppeld te krijgen van het gas, zal het Rijk aan de bak moeten''.

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) geeft aan dat het noodzakelijk is dat er ergens bindende prestatiedoelen worden gesteld, waar op kan worden gecontroleerd en ingegrepen.

“Als politici en bestuurders het écht belangrijk vinden dat alle woningen en gebouwen in Nederland in 2050 van het aardgas zijn losgekoppeld, zal ten minste één van de betrokken partijen over de angst om op ingezet beleid afgerekend te worden heen moeten stappen”, stelt het rapport. “Gezien de in Nederland gangbare rolverdeling tussen bestuurslagen ligt het voor de hand dat het Rijk een eerste stap zet.”

Zo lang het van het aardgas loskoppelen van woningen en gebouwen financieel niet aantrekkelijk en niet verplicht is, doen veel eigenaren namelijk liever nog even niets.

Een moeilijk vraagstuk is bijvoorbeeld dat van het subsidiebeleid. Subsidies gericht op individuele verduurzaming kunnen er voor zorgen dat collectieve oplossingen meer moeite hebben. Het PBL noemt als voorbeeld: “Naarmate meer woningen via individuele warmtealternatieven verduurzaamd worden, kunnen de aansluitkosten voor een collectief warmtenet immers onder minder huishoudens verdeeld worden.”

In een eerder rapport concludeerde het PBL al dat het gebrek aan duidelijkheid van gemeenten in hun Transitievisies Warmte ertoe leidt dat warmtenetten moeilijker van de grond komen. In de praktijk leidt het gebrek aan keuzes van gemeenten om locaties voor warmtenetten aan te wijzen – en deze van de grond te krijgen – ertoe dat burgers zelf een warmtepomp kiezen.

Collectieve oplossingen of individuele oplossingen

 

Een “klimaatneutraal energiesysteem is haalbaar als we durven te kiezen” stellen de netbeheerders bij de publicatie van hun Integrale infrastructuurverkenning 2030-2050. Maar het grootste probleem in het bepalen van de verdeling tussen de drie toekomstige verwarmingstechnieken – hybride warmtepompen op groen gas of groene waterstof, all-electric warmtepompen en warmtenetten – is nou juist dat er niet wordt gekozen. Hoe langer overheden hun keuzes voor zich uitschuiven hoe meer burgers willen elektrificeren, maar daar zit nou juist het grootste knelpunt.

Netwerkcongestie zal komende jaren steeds vaker en langduriger gaan opspelen. Een kansrijke oplossing dient zich aan in de vorm van zogenaamde 'energiehubs'. Deze energiehubs ontpoppen zich in diverse gedaanten.

Energiehubs
Er is niet sprake van één duidelijke vorm voor energiehubs, maar de meeste energiehubs delen wel een aantal eigenschappen. En omdat ze vrijwel allemaal als oplossing dienen voor netcongestie delen ze ook vaak doelstellingen.

Veelal beginnen de contouren van een energiehub gestalte te krijgen wanneer men aan de slag gaat met allerlei vormen van energiebesparing en nadenken over hoe je je proces zo kan inrichten dat je aan minder energie genoeg hebt. Verder is energiemanagement ook een belangrijk onderdeel. Door naar de verbruiksprofielen van de afnemers te kijken en die op elkaar af te stemmen wordt het mogelijk binnen de bandbreedte van een aansluiting te blijven, zonder minder te verbruiken of produceren.

Warmtenetten interessant voor alle woningen

Alle bezitters van woningen en andere gebouwen kunnen profiteren van een warmtenet wanneer het warmtebedrijf dat het betreffende warmtenet exploiteert de (op termijn) verwachtte winsten gaat delen met de aangeslotenen.